Toen Hij uitgesproken was, nodigde een Farizeeër Hem uit voor de maaltijd. Hij ging naar binnen en ging aan tafel aanliggen. Toen de Farizeeër dat zag, verwonderde hij zich erover dat Hij zich niet eerst gewassen had voor de maaltijd. Maar de Heer zei tegen hem:
‘Ach, jullie Farizeeën! De buitenkant van de beker en de schotel reinigen jullie, maar jullie eigen binnenkant is vol roofzucht en slechtheid. Dwazen, heeft Hij die de buitenkant gemaakt heeft niet ook de binnenkant gemaakt? Geef liever de inhoud van beker en schotel als aalmoes, dan is niets meer onrein voor jullie! Maar wee jullie Farizeeën, want jullie geven tienden van munt, wijnruit en andere kruiden, maar gaan voorbij aan de gerechtigheid en de liefde tot God; je zou het een moeten doen zonder het andere te laten. Wee jullie Farizeeën, want jullie zitten graag op een ereplaats in de synagoge en worden graag begroet op het marktplein. Wee jullie, want jullie zijn als ongemarkeerde graven waar de mensen overheen lopen zonder het te weten.’